Films en series over de Tweede Wereldoorlog vertellen bijna altijd een waargebeurd verhaal, misschien hier en daar een beetje aangepast om de vertaling naar het witte doek (of het televisiescherm) mogelijk te maken. En wat De Joodse Raad betreft is dat niet anders: natúúrlijk laat deze serie waargebeurde feiten zien!
De Joodse Raad
De Joodse Raad draait vooral om voorzitter van de ‘Joodsche Raad’ ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, David Cohen, die tot het einde toe blijft meebewegen met de Duitse bezetter ‘om erger te voorkomen’. Daarmee maakt hij echter onbedoeld de weg vrij voor de deportatie van liefst 100.000 Joodse Nederlanders. Zijn dochter Virrie laat ondertussen juist met gevaar voor eigen leven honderden Joodse kinderen onderduiken en redt hen zo van deportatie. De Joodse Raad is een verhaal over een vader en een dochter die elkaar kwijtraken in een wereld die bijna alleen nog maar dood en verderf kent.
Roos Ouwehand
Scenarioschrijver Roos Ouwehand heeft het verhaal van de serie geschreven, maar eigenlijk wilde ze dat aanvankelijk helemaal niet doen, vertelt ze in gesprek met de Volkskrant. “Ik wilde mijn handen er niet aan branden. Het verhaal van de Joodse Raad is met zo veel pijnlijkheden en verdriet omgeven. Het onderwerp is erg ingewikkeld, en ligt tachtig jaar later nog steeds gevoelig. Bovendien is er in Nederland vast wel iemand die meer expertise heeft op dit vlak, die het gewoon veel beter kan dan ik.”
Uiteindelijk ging ze tóch overstag, maar daar kwam wel veel (voor)werk bij kijken: “Ik heb alles gelezen wat ik over de Joodse Raad kon vinden. Hans Knoop, hij is inmiddels 80, is bij de totstandkoming van deze serie betrokken, zijn boek lag op tafel bij het eerste overleg. Hij liep al een jaar of twintig te lobbyen dat er een serie, een film of zelfs een toneelstuk gemaakt moest worden over dit onderwerp. Ik vind het bewonderenswaardig dat hij daarin zo vasthoudend is geweest.”
Joodse Raad
De Joodse Raad is historisch gezien dus behoorlijk accuraat, al zijn zelfs historici het niet eens over de rol van het orgaan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Wat zeker is, is dat de Joodse Raad in 1941 opgericht werd op bevel van de Duitsers, die het orgaan in het leven wilden laten roepen om de Joodse gemeenschap te besturen, iets wat zij zélf konden controleren. Twee ‘bekende gezichten’ uit de Amsterdamse gemeenschap moesten dit orgaan gaan leiden: diamantair Abraham Asscher en professor David Cohen. Zij probeerden het contact met de Duitse bezetter ‘zo soepel mogelijk’ te houden, door aan bepaalde eisen te voldoen. Wapens en bezit werden ingeleverd, Jodensterren werden gedistribueerd, en daarmee probeerden ze tijd te winnen. Ze probeerden deportaties te vertragen en ruimte te maken voor concessies. ‘Meewerken om erger te voorkomen’ dus.
Misbare en onmisbare Joden
Na de oorlog werd echter bekend dat liefst 75 procent van de Nederlandse Joden was vermoord, meer (relatief gezien) dan waar dan ook in West-Europa, waarna de Joodse Raad flink onder vuur kwam te liggen. Waren Cohen en Asscher niet gewoonweg véél te meewerkend geweest? De raad had in mei 1943 zelfs een lijst opgesteld van zevenduizend medewerkers én had zelf oproepingen verstuurd voor ’tewerkstelling’. Om dit mogelijk te maken was een schifting gemaakt tussen ‘misbare en onmisbare Joden’…